Haar kinderen hadden het contact met haar verbroken, ze belde mij met een gerichte vraag: waar vind ik lotgenotengroepen? Hoewel ik er niet naar vroeg, begon ze al snel ook iets van haar eigen verhaal toe te lichten. Maar op een bijna afstandelijke manier. Ze gaf een paar feiten prijs, maar in de stiltes tussen haar zinnen was haar zoeken bijna tastbaar: wat vertel ik wel, wat vertel ik niet? Het leek alsof ze intern verdeeld was; alsof ze haar verhaal graag wilde delen en toch ook weer niet.
Na dit stroeve begin gooide ze het abrupt over een andere boeg en kwam ze met een persoonlijke vraag aan mij. “Jij hebt een boek geschreven over verbroken contact tussen ouder en kind. Zelf heb je toch ook geen contact meer met je ouders?” Ik antwoordde bevestigend. En toen kwam de hamvraag: “Wie heeft het contact verbroken? Jij of je ouders?”
Direct na mijn antwoord liet ze haar afstandelijke houding varen en deed ze haar verhaal. Het was een lang telefoongesprek. Een gesprek met een intens verdrietige vrouw.
Een flink aantal weken later houdt dit gesprek me nog steeds bezig. Ik realiseerde me dat de vrouw aan het aftasten was geweest aan welke kant ik stond. Aan de kant van de ‘daders’ (de brekers) of aan de kant van de ‘slachtoffers’ (degenen met wie gebroken wordt)? Dat was een eyeopener voor mij, maar het schokte me ook. Mensen die leven met een verbroken ouder-kindrelatie hebben vaak te maken met oordelen vanuit de samenleving. Maar blijkbaar oordelen ze ook over elkáár. Ook al hebben ze nog zo’n last van heersende normen over wanneer je een goede ouder of een goed kind bent, dat weerhoudt hen er niet van om ook lotgenoten met dezelfde normenbril te bekijken.
Bij deze vrouw doorstond ik de ‘test’: dat mijn ouders het contact met mij hebben verbroken, maakte mij in haar ogen net zoveel slachtoffer als zijzelf. Had ik haar een paar jaar eerder gesproken, dan weet ik niet hoe het telefoongesprek gelopen was. Want ik ben in de relatie met mijn ouders ook wel eens de breker geweest.
Breken doe je niet zomaar, daar gaat een hele geschiedenis aan vooraf. En de scheidslijn tussen breken en verlaten worden is soms flinterdun. Zouden juist lotgenoten niet beter moeten weten?
In het blog Waar blijven ze? deed ik een oproep aan hulpverleners om zich te specialiseren in verbroken gezinsrelaties en om lotgenotengroepen te starten. Het telefoongesprek met deze vrouw maakte me ervan bewust hoe makkelijk dat wat een veilige plek zou moeten zijn - een lotgenotengroep – ook een wespennest kan worden. Kun je ouders die een kind hebben dat geen contact meer met hen wil in één groep zetten met kinderen die hebben gebroken met hun ouders? Kunnen wij lotgenoten zien wat wij met elkaar gemeen hebben en naar elkaar luisteren zonder oordeel? Of scheiden onze eigen oordelen ons in twee kampen: dat van de medestanders en dat van de vijand?
Comments