Ik kijk naar buiten. De lucht is strakblauw, de magnolia van de achterburen staat in bloei, een zacht briesje doet de takken bewegen. Naast mij zit mijn negenjarige dochter – in pyjama, gisteren was ze nog ziek – rekensommen te maken op haar iPad. Achter mij ligt mijn schoonzoon op de bank uit te zieken. Op de bovenverdiepingen wordt her en der achter laptops gewerkt op provisorische werkplekken, terwijl mijn zoon die viool studeert zijn toevlucht heeft gezocht tot een van de slaapkamers.
Normaal gesproken zou het huis leeg zijn op een woensdag als deze. In plaats daarvan zitten we hier nu met acht mensen binnen. Werk, onderwijs, alles moet binnen de muren van deze woning plaatsvinden. Boodschappen worden door de buren bij de voordeur afgezet, wij steken ons hoofd niet buiten, op ons gezin rust een coronaverdenking.
Sinds de invoering van de maatregelen om het coronavirus in ons land te bestrijden, lijkt het alsof we in een parallelle wereld leven. Soms doet het me zelfs even denken aan de totalitaire staat Gilead in The Handmaid’s tale.
Alles lijkt zo verraderlijk normaal. Ik tik dit stukje op het thuiskantoor waarin ik gewend ben te werken. Buiten vliegen vogels, groeit het gras, is de lente begonnen. Geen virus te zien. Maar vlakbij passeren mensen elkaar op zorgvuldige afstand, zitten ouderen in schreeuwende eenzaamheid in hun appartement, raken ziekenhuizen overvol.
Hoe graag zou ik als in de Harry Potter-boeken met mijn bagage via Perron 9 ¾ teruggaan naar de mij vertrouwde wereld. Uiteraard zonder daarmee overbelaste intensive care-afdelingen en coronadoden op mijn geweten te hebben. Maar een escape uit dit parallelle universum zit er voorlopig nog niet in.
Comments